ASSEN - Vandaag heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die onderdeel is van een eeneiige tweeling. Verdachte wordt verweten dat hij in 2019, in het natuurgebied De Strubben-Kniphorstbosch tussen Anloo en Schipborg, een vrouw die daar aan het wandelen was, heeft verkracht (of heeft gepoogd te verkrachten). Verdachte ontkent en wijst naar zijn tweelingbroer als (mogelijke) dader.

Het DNA-onderzoek

In bemonsteringen van onder andere de paardrijbroek en onderbroek van het slachtoffer is DNA aangetroffen dat zowel van verdachte als zijn tweelingbroer kan zijn.

In deze strafzaak is voor het eerst in Nederland, op basis van verdergaand DNA-onderzoek dan tot nog toe gebruikelijk, onderscheid gemaakt tussen DNA van eeneiige tweelingbroers. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft in zijn rapport van 4 juli 2022 uitvoerig gerapporteerd over het verrichte onderzoek, dat is uitgevoerd in samenwerking met GenomeScan B.V. en de afdeling Humane Genetica van het LUMC. Het gehele DNA van de beide broers (een code van circa 3 miljard letters per persoon) is in kaart gebracht en daarin is naar verschillen (mutaties) gespeurd. Deze zijn gevonden en op basis daarvan heeft het NFI het DNA van de tweelingbroers van elkaar kunnen onderscheiden.
Vergelijking met de DNA-sporen in de strafzaak leverde een resultaat op dat méér dan een miljard keer waarschijnlijker is als de sporen van verdachte komen dan als die sporen van zijn tweelingbroer komen.


Verkrachting wettig en overtuigend bewezen

De rechtbank acht de verkrachting wettig en overtuigend bewezen, op grond van de conclusie in het NFI-rapport, maar ook op grond van andere bewijsmiddelen, waaronder de aangifte, getuigenverklaringen en gegevens uit de telefoon van verdachte. Het alibi van verdachte – hij zou, op het moment waarop de verkrachting heeft plaatsgevonden, met vrienden aan het crossen zijn geweest in Annen – veegt de rechtbank van tafel.

Tevens volgt veroordeling van verdachte voor een tweede aan verdachte verweten feit, te weten mishandeling, in 2017- 2018, van zijn ex-vriendin.


Strafmotivering

Ten aanzien van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat de bewezenverklaarde feiten niet geheel – maar wel in grote mate – aan verdachte zijn toe te rekenen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de rapportage van de psycholoog die heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een matig ernstige ontwikkelingsstoornis.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (zeer) ernstige geweldsfeiten. Enkel een gevangenisstraf van lange duur is passend. De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden in beginsel passend en geboden. Nu de feiten niet geheel aan verdachte zijn toe te rekenen, zal de rechtbank daar drie maanden op in mindering brengen en een gevangenisstraf van 45 maanden opleggen.
Daarnaast legt de rechtbank een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z Sr op (GVM-maatregel) en een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr (contactverbod met de ex-vriendin).