ASSEN - De Noordelijke Fraudekamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft uitspraak gedaan in de zaken van vier verdachten in het witwasonderzoek Engill. Drie verdachten kregen straffen opgelegd van 36, 24 en 15 maanden gevangenisstraf. Eén verdachte werd vrijgesproken.


Bij het onderzoek werd in een loods bij een manege in Assen onder de grond een contant geldbedrag van € 763.000,- aangetroffen. Verder werden bij doorzoekingen op verschillende plaatsen nog hennep, wapens, munitie en een vals rijbewijs gevonden.

Wettig en overtuigend bewijs

Volgens de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig was en dat de verdachten dit samen voorhanden hebben gehad. Bewezen is daarom dat de verdachten (twee broers en hun moeder) met elkaar het geldbedrag hebben witgewassen. Eén van de broers heeft ook nog een wapen en munitie voorhanden gehad en meerdere malen valsheid in geschrifte gepleegd. De andere broer heeft nog een vals rijbewijs voorhanden gehad.

De vierde verdachte, partner van één van de broers, wordt door de rechtbank vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen van valsheid in geschrifte. Op basis van het dossier valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat zij geen wetenschap van de valsheid van de betreffende verklaring die is ingediend ten behoeve van een hypotheekaanvraag.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen de oriëntatiepunten van het LOVS voor fraude als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van de beide broers heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat het bedrag dat zij hebben witgewassen de opbrengst is van ander strafbaar handelen. Gelet op de omvang van het aangetroffen geldbedrag kan het niet anders dan dat hieraan grootschalige criminaliteit ten grondslag ligt. Uit het dossier blijkt van voldoende aanwijzingen dat de broers zich in kringen van (internationaal) georganiseerde criminaliteit bevonden en daaraan deelnamen.

Ten aanzien van de oudste broer heeft de rechtbank er daarnaast rekening mee gehouden dat in zijn zaak meer feiten bewezen zijn verklaard dan in de zaken van de jongste broer en de moeder. In de zaak van de jongste broer heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft er bij de moeder rekening mee gehouden dat zij, in tegenstelling tot haar zoons, het geldbedrag met name voorhanden heeft gehad en niet betrokken is geweest bij het onderliggende strafbare handelen. Daarnaast weegt de rechtbank in strafverlagende zin mee dat zij 72 jaar oud is.

Tot slot heeft de rechtbank er in alle zaken rekening mee gehouden dat de behandeling ter terechtzitting niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Deze overschrijding heeft de rechtbank in de straf verdisconteerd.

Strafoplegging

Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de veroordeelde verdachten passend en geboden.

Eén van de broers wordt door de rechtbank veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.

De andere broer krijgt een gevangenisstaf opgelegd van 24 maanden onvoorwaardelijk.

De moeder wordt veroordeeld tot 15 maanden gevangenis, ook onvoorwaardelijk.

Het in beslag genomen geldbedrag van € 763.000 wordt door de rechtbank verbeurd verklaard.